Jan Jacob Slauerhoff, bekend dichter en schrijver en ook arts, heeft in de zomer 1929 gewoond in het Eysingahuis om waar te nemen als huisarts voor huisarts Hendrik Willem Bremer die moest kuren in Davos vanwege tuberculose. De aanwezigheid van Slauerhoff heeft voor de nodige roering gezorgd.
Zie hierover de meerdere publicaties bijgevoegd als PDF bestanden
Het Eysingahuis, Hoofdstraat 46, is vanaf 1870 zestig jaar lang door doktoren bewoond geweest. De meest bekende en wellicht ook besproken arts was wel de dichter-dokter Jan Jacob Slauerhoff, die van 1 juni-1 augustus 1929 in het Eysingahuis zou waarnemen voor dokter Bremer die door tuberculose een tijdje in Davos moest kuren.
Er doen wilde verhalen de ronde over Slauerhoff, die de indruk geven dat hij achter alles aan zat wat een rok droeg. Maar het is niet ondenkbaar dat de jonge vrouwen in het kleine burgerlijke Beetsterzwaag evenzeer moeite deden om bij hem in de buurt te komen. Hij was immers jong en ongetrouwd. In elk geval is zeker dat Slau, zoals hij door vrienden werd genoemd, meer dan gewone belangstelling had voor Aaltsje, een achttienjarig meisje met een prachtige bos haar uit het naburige Nij Beets. Aaltsje werkte twee dagen per week in het Lycklamahuis voor twee gulden per dag. Als Slauerhoff haar wilde zien dan smeet hij zijn fiets tegen het hek en liep achterom om een praatje te maken. Ook fietste hij weleens met haar mee richting Nij Beets. Een tegenvaller voor de Sweachster meisjes, die Slauerhoffs aandacht moesten afstaan aan een Beetster arbeidersmeisje. De eerste kennismaking met Aaltsje was in Nij Beets waar Slauerhoff, rijdend in de Ford van dokter Bremer pech kreeg met de auto, waar overigens regelmatig iets aan mankeerde. Slauerhoff belde aan bij het huis van Aaltsjes ouders om een fiets te mogen lenen en kreeg die van Aaltsje mee. Toen hij het later terugbracht deed hij er een doos bonbons bij.Slauerhoff kwam veel in Nij Beets. Het was zijn belangrijkste werkterrein door de armenpraktijk. Vaak kwam hij voor een praatje en een kopje koffie langs bij de in politiek en literatuur geinteresseerde ouders van Aaltsje, waar dominee Domela Nieuwenhuis Nijegaard ook geregeld te gast was. Maar ook kon het gebeuren dat Slauerhoff niet op of om keek als hij langs het huis kwam en zelfs niet eens groette.
Op een dag, toen Aaltsje niet thuis was, kwam Slauerhoff vragen of Aaltsje mee wilde naar een kennis van hem in Sint Nyk ( Nicolaasga), waar ze ook zouden eten. Die uitnodiging werd graag aangenomen.
In Sint Nyk woonde de dichter Jacques Bloem met zijn vrouw Clara Eggink en hun tweejarig zoontje. Aanleiding voor het bezoek was een brief van Bloem aan Slauerhoff waarin hij op 6 juni 1929 Slau z'n waarneming in Beetsterzwaag 'een verrassing der verassingen' noemde. Bloem en zijn vrouw waren erg blij een vriend 'in deze vriendenloze provincie te krijgen'. Ze waren benieuwd wat Slauerhoffs redenen waren om de zee�n te ruimen voor het veld. Boven zijn brief schreef Bloem:
Die 'k aan een gier geklemd dacht, zwevend over de Andes Of snaren toklend aan den langoureuzen Taag ( = rivier in Portugal) Verkrachtend te Parijs, of zwervend langs de Landes, Is nu godbetert arts in �t Friesche Beetsterzwaag.
Voor Aaltsje was de reis al een sensatie, maar het bezoek in het grote huis in Sint Nicolaasga niet minder. Door de zenuwen durfde ze niets te zeggen als haar niets gevraagd werd, maar ze nam alles goed in zich op. Bloem liet haar een deel van het huis zien en schonk haar een paar meisjesboeken. Er was nog een gast in huize Bloem. Een getinte man, waarvan Aaltsje de naam niet kende Het was de schrijver Eduard Du Perron.
Na een drankje ging men aan tafel en kreeg Aaltsje voor het eerst in haar leven soep. Zoiets kwam in een Beetster huishouding niet voor. Aaltsje at maar heel weinig. Clara Eggink schreef over Slauerhoff: Onbekende meisjes voerde Slauerhoff met zich mee of dat de gewoonste zaak van de wereld was en Jacques en ik vroegen ons lachend af wat Beetsterzwaag daar wel van zei.
Op de terugweg reed ook Du Perron mee op de achterbank van de Ford. Aaltsje kon niet alles verstaan wat de mannen tegen elkaar zeiden. Waarschijnlijk spraken ze frans. Dat was in het grote huis ook een paar keer gebeurd. Aaltsje herinnert zich Slauerhoff als een alleraardigste vent, heel gewoon en iemand die over allerhande zaken met je kon praten. Nooit uit op intiem contact. Toch moet Slauerhoff voor Aaltsje zeker wat gevoeld hebben.
Een aantal dagen na dit uitstapje kwam een politieagent bij Aaltsje haar ouders aan de deur.
Ze was niet thuis en de man is later niet weer langs geweest. Aaltsje vermoedde dat het te maken kon hebben met het roekeloze rijgedrag van Slauerhoff. Clara Eggink schrijft: In de tijd van St. Nicolaasga kwam hij aanrijden in het Fordje van de dokter die hij verving. Daar reed hij mee op een wijze om je hart bij vast te houden; gewoonlijk achterstevoren zittend om te kunnen praten.Maar het politiebezoek kon ook verband houden met de praatjes die in de Sweach rond gingen over zijn zedelijk gedrag. In een brief van dominee Hille Ris Lambers, geschreven drie weken na het vroegtijdig vertrek van Slauerhoff uit Beetsterzwaag staat: ...dat gij met ongenoegen daar uit Beetsterzwaag waart heengegaan. En wel: omdat gij met vrienden daar fuifde tot laat in de nacht of ook 's avonds uitging. En dan: dat gij u vergrepen hebt aan een meisje aan de weg ergens in de landstreken... Ik wil het aanstonds niet geloven, maar waarheid bovenal.... Het antwoord van Slauerhof is niet bekend.
Op 2 augustus schrijft de dominee: Het deed mij veel genoegen je brief te ontvangen. Minder om de rijksdaalder, die ik voorgeschoten had, dan om de uiteenzetting, waar de onaangename verhalen tot belachelijke proporties ineen krompen.Van de genoemde misdragingen is bij de Sweachsters die Slauerhoff hebben meegemaakt niets bekend. Ook een latere waarnemer heeft nooit verhalen in die geest gehoord van mevrouw Bremer, de doktervrouw. Door alle trammelant heeft Slauerhoff, die van 1 juni tot 1 augustus zou waarnemen, maar vijf weken dienst gedaan in Beetsterzwaag.
Bron: Slauerhoff op � Sweach- Ernst Huisman. De Strikel nov.1982.
Bewerking: Sijanda Jelsma april 2007